Het geweer
SA en A/FN .30
Ref.: Reglement SA/FN .30 G
In pagina geplaatst door Eric Van Heuverswyn
Inleiding

     a. In het Belgisch leger waren er twee soorten FN .30 in gebruik namelijk:

          (1) Het semi-automatisch geweer FN .30 (SA/FN .30)

          (2) Het automatisch geweer FN .30 (A/FN .30)

         Het verschil tussen beiden ligt in fabricatiedetails. Deze details hebben voornamelijk belang voor de wapenmakers.

     b. Het semi-automatisch geweer vuur is het normaal vuur voor het A/FN

     c. Gezien het kleine gewicht van het wapen en de kracht van de munitie kan een automatisch vuur geen bevredigende resultaten
        geven.













Algemeenheden

a. Het wapen

     (1) Individueel wapen, dat de fuselier toelaat:

          (a) juist vuren tot op 400 m

          (b) vuren op pantservoertuigen met de Energa-granaat tot 100 m(*)

          (c) het afvuren van defensieve geweergranaten(*)














                                                                          (*) Het wapen uitgerust met de granaatwerper of Tromblon.

          (d) voorzien van de bajonet, leveren van lijf aan lijf gevechten












          (e) dankzij de kijker nauwkeurig vuren op grote afstand (800 m)




















     (2) Het geweer SA/FN .30 kan:

          (a) schot per schot vuren in repeterend vuur

          (b) schot per schot vuren in halfautomatisch vuur

     (3) Het geweer SA/FN .30 kan:

          (a) schot per schot vuren in repeterend vuur

          (b) schot per schot vuren in halfautomatisch vuur

          (c) automatisch vuren

          De schietpal zit vastgeschroefd op de beugelkrop tegenover de aanwijzer ‘SA” en belet aldus het automatisch vuren

     (4) Het is een gegrendeld wapen

     (5) Vuurt met gesloten sluitstuk

     (6) Werking van de gassen:

     Het automatisch- en semi-automatisch vuren gebeurd door gasontlening in een punt van de loop. De gassen worden gecontroleerd
     door een gasregelring, die slechts de strikte hoeveelheid gassen toelaat nodig voor een regelmatige en juiste werking van het
     wapen.

















     (7) Grendelpennen:

          (a) Het wapen bevat een dispositief dat de grendel naar achteren weerhoudt bij een ledig magazijn. It dispositief heet de
               grendelhaak.




















          (b) Een schuifhaak, te bedienen met de hand, laat toe het mechanisme geopend te houden wanneer men het nog gedeeltelijk
               gevuld magazijn wil bijladen.

















     (8) Veiligheid- en aanduider gewapend

          (a) De veiligheid bestaat uit een hefboom gelegen op de rechterzijde van de trekkerbeugel. Wanneer deze naar beneden
               gedrukt wordt blokkeert hij de trekker en belet het plaatsen van de vinger.

          (b) Het wapen heeft een aanduider gewapend. Dit dispositief laat toe, door eenvoudig tasten, na te gaan of de haan
               gewapend is.

     (9) Het vuren met oefenmunitie:

          Er is een apparaat voorzien voor het vuren met oefenmunitie. Deze wordt op de loopmond geschroefd i.p.v. de loopring.

     (10) Numerieke gegevens:

          Kaliber: .30 of 7,62 mm

          Gewicht: 4,300 kg

          Lengte zonder bajonet: 1,125 m

          Looptrekken: 4 rechtse

          Mikinrichting: vizieroog en vizierkorrel

                             Opzet met stelschroef gegradueerd van 100 tot 1000 m

                             Beide zijn verstelbaar

          Magazijn:10 patronen

          Vuurcadans:

               - automatisch 450 sch/min

               - semi-automatisch 20 sch/min

               - repeteer meer dan 10 sch/min

b. De munitie

     (1) Patroon met gewone kogel (.30 BALL)

     (2) Patroon met spoorkogel (.30 TRAC)

          Punt van de kogel is rood geverfd

          Afstand van het spoor 800 m

     (3) Ballist patroon (.30 BALLIST)

          Dient voor het afvuren van de Energa en defensieve geweergranaat.

          De hals van de patroon is stervormig dichtgewrugd en afgesloten met paraffine of witte was.

     (4) Veiligheidspatroon (.30 SEC PLAS)

          De patroon is voorzien van een rubberen kogel.

          Wordt gebruikt voor de schildwachten en bij handhaving der orde.

     (5) Losse patroon (.30 BLANK)

          Bevat geen kogel

          De hals van de patroon is stervormig dichtgewrugd en afgesloten met rode was. Het andere type was stervormig dichtgewrugd
          en voorzien van rode (groene) verf.

     (6) Drill of Inert patroon (.30 DRILL)

          De huls is op verschillende plaatsen doorboord en is onderaan (in princiep) niet voorzien van een slaghoedje)

          Dient voor het aanleren van het laden en ontladen.

          Heeft dezelfde eigenschappen dan de .30 BALL
















© Eric Van Heuverswyn
Copyright © 2014 by Nvvve-Anuuda   •   All Rights reserved   •