DE REVOLUTIE VAN 1830
Uit ‘DE NATIE’ door G. Renson Nr 31 van 1950
WOORD VOORAF

Dit artikel wil een schematisch beeld geven van de Belgische revolutie van 1830 en tevens aantonen dat de Vlaamse, evengoed als de Waalse provincies tegen het regiem van koning Willem I opstonden. Het Was immers in Vlaanderen, te Roeselare en te Kortrijk dat de eerste protesten weerklonken. In haar ontstaan, kan de revolutie noch Waals, noch Vlaams genoemd worden maar wel Belgisch.

Zoals bij ieder grote politieke crisis kwamen ook hier ongure elementen te voorschijn en wilden avonturiers de gelegenheid te baat nemen om vooraanstaande plaatsen te bekleden, doch de revolutie was de resultante van een groeiend nationaliteitsgevoelen, dat België zou scheppen en dat ons land, ondanks allerhande moeilijkheden, in stand zou houden.

De Staten die Noord en Zuid verenigd hadden, begingen een grove fout! Lag tussen 1585 en 1815 niet een periode, ja een afgrond tussen de eens verbonden gebiedsdelen? Het Noorden floreerde en het Zuiden had te kampen met Engeland en de Verenigde Provincies, die door het sluiten van de Schelde onze economische opgang hadden willen beletten? Was de hereniging van Noord en Zuid niet een politieke domheid zoals er door het Wenercongres en andere verdragen iedere keer begaan werden? Te weinig, helaas, wordt er rekening gehouden met het begrip natie en te veel met het begrip staat!

Dr. G. RENSON.
Vernieling van het huis Librini-Bagnano
DE REVOLUTIE VAN 1830
DE POLITIEK VAN KONING WILLEM I
Nadat Noord en Zuid in 1815 door een beslissing van de grote mogendheden tot de “Verenigde Nederlanden” waren samengebonden,
kwam een grondwet tot stand die een compromis was tussen de federalistische en republikeinse gedachten van het Oude Hollands
regiem en de moderne opvattingen van het Consulaat en het Keizerrijk.

In de Hoge Kamer was het Frans de officiële taal, in de Lage Kamer waren de twee talen toegelaten. In de Raad van State was de
tweetaligheid in voege, evenals in het officiële dagblad. In belangrijke zaken gebruikte de regering de twee talen; voor de lopende
aangelegenheden echter het Nederlands, dat de taal was van de meerderheid van de bevolking. Daardoor wilde de koning de slechte
herinnering aan de Franse bezetting uitwissen en doen vergeten.

Toen de drie en half miljoen Belgen een talrijker vertegenwoordiging vroegen tegenover twee miljoen Hollanders wilden de Noord-
Nederlanders niet toegeven en beroemden zich op hun groots verleden, hun intellectueel overwicht en hun prachtige kolonies. De
enige kwestie waarover werkelijk hevig gedebatteerd werd, was de godsdienstkwestie. Ofschoon de katholieke afgevaardigden hevig
tegen de godsdiensttolerantie reageerden, kon de regering niets toestaan zonder tekort te komen aan haar verplichtingen met de
naties gesloten.

Deze immers hadden door het protocol van Londen het welzijn van Hollanders en Belgen beoogd, door een liberale grondwet.

In ons land waren op dit ogenblik de geesten daarvoor nog niet rijp en vooral de geestelijkheid toonde zich op godsdienstig gebied
reactionair. Nochtans kon iedere onpartijdige geest in de godsdienstvrijheid niets zien dat indruiste tegen de belangen van de
katholieke kerk in België (1).

En demandant aux notables de sanctionner le principe de la liberté des cultes, schreef Prosper Poullet, le gouvernement ne leur
demandait pas d’adhérer à un système philosophique condamné par l’église, mais simplement d’accepter dans la pratique une
règle de droit public, que les circonstances commandaient.

Mgr. De Broglie, een Fransman, was de ziel van het verzet. Hij was echter te weinig nationaal en te weinig begrijpend om de toestand
te verstaan.

In Holland werd de grondwet algemeen door de Staten Generaal aangenomen. In België hadden 260 op de 1603 vertegenwoordigers,
die zich niet aangeboden hadden om te stemmen. 527 stemden voor, 796 tegen. Maar Willem I stapte er over heen en nam de wet
aan. Dat is wat gewoonlijk de “Hollandse rekenkunde” genoemd wordt.

Het was echter onmogelijk de Belgen tevreden te stellen, daar al wat ze vroegen in strijd was met het protocol van Loden.

Wat het onderwijs betreft, deed Willem I veel lofwaardige pogingen om dit op een hoger peil te brengen. Niettemin beging hij daarin
grove fouten.

Door het sluiten van de kleine seminaries eigende de regering zich het monopolie van het hoger geestelijk onderwijs toe, wat strijdig
was met de fundamentele wet. Daarenboven was het een psychologische fout! De verschillende decreten, die hieromtrent
uitgevaardigd werden, waren ongrondwettelijk en daarbij de slechtste door de regering uitgevaardigd.

Het aantal lagere scholen werd vermeerderd, de colleges opnieuw ingericht, en drie universiteiten gesticht. Op 14 juni 1825 tekende
koning Willem I twee decreten die vooral in ons land een grote beroering verwekten nl. het ene besliste dat al de scholen zonder een
uitzondering onder staatstoezicht plaatse, het andere richtte het wijsgerige college in. Dit laatste opende zijn deuren te Leuven in
het gebouw dat nu het Pauscollege genoemd wordt. Veel katholieken zonden hun kinderen naar de vreemde:

Ils choisirent de préférence les écoles manifestement dominées par l’esprit du jésuitisme le plus prononcé (Saint Acheul,
Fribourg, etc.) ou la doctrine de la suprématie de l’Eglise sur l’Etat était ouvertement enseignée.

Een van de voornaamste grieven die men de regering van koning Willem I ten laste legde, was wel de toepassing van de taalwetten.
Nochtans scheen de wet gematigd; Ze stelde ongeveer het taalregiem vast, da t we nu in ons moderne België hebben, met dit
verschil echter dat het nooit met dezelfde strengheid toegepast werd. Slechts een minderheid gebruikte het Frans en beweerde voort
te gaan deze gebruiken, ofschoon de grote massa deze zelfs niet kende.

De onrechtvaardigheden, die de Vlaamse beweging uitlokte, waren nog veel schreeuwender in 1820 en men kan slechts de koning
recht laten wedervaren, als hij de toestand wilde verhelpen, want het was hem alleen te doen om de Franse invloed uit te schakelen.
De pers bleef echter Frans. De goede burgerjeugd ging in Frankrijk studeren. Dit moet ons geenszins verwonderen daar de burgerij
door twintig jaar bezetting verfranst werd. Evenwel was niemand rechtstreeks tegen het besluit van 1819. Maar gedurende drie jaar
moesten de ambtenaren en de magistraten hun gewoonten totaal veranderen, wat hen misnoegde en verbitterde. Ook dient gezegd
dat de Vlaamse gewesten hun dialect getrouw bleven. Daarbij deed de geestelijkheid, uit vrees voor het Calvinisme al het mogelijke
om het Vlaams uit te schakelen.

Op economisch gebied was de regering een weldaad voor ons volk. De opening van de Schelde, sinds 1792 in het vooruitzicht gesteld,
werd nu werkelijkheid. Wel verwekte het douanestelsel evenals dat va n de belastingen een hevige beroering. Toen de koning in
1821 het tarief van 1816 verzachtte en een liberaal stelsel aankleefde in de plaats van een beschermend stelsel (protectionisme)
stemden 51 van de 53 aanwezige Belgische afgevaardigden in de tweede Kamer tegen deze wet, omdat ze, naar hun zeggen, de
ondergang van de manufacturen betekende.

Doch haar toepassing ging integendeel met een aangroei harer bedrijvigheid gepaard. Voortreffelijke maatregelen bewezen, dat
de regering, in stede van ze in de steek te laten, dezelfde met een zorg omringde, waarvan het verlenen van toelagen en
kredieten aan nijverheidsondernemingen en het stichten van de Algemene Maatschappij de welsprekendste blijken te zijn. Ook
droeg de regering zorg voor de landbouw.

Wat de pers betreft kon men moeilijk van vrijheid spreken, want de pers, en vooral de katholieke, die de koning durfde beknibbelen
werd achtervolgd. Wis en zeker heeft Willem I fouten begaan. Op het ogenblik dat, door het sluiten van een concordaat met Rome,
de grote economische organisaties actief werden, het onderwijs hervormd, de verkeerswegen vermenigvuldigd, handel, nijverheid,
landbouw en nieuwe bloei tegemoet gingen, op het ogenblik dat Noord en Zuid vaster dan ooit aan elkaar schenen gehecht te zijn,
ontstond een ernstige crisis, die alle vruchten zou doen teloor gaan.

Hoe paradoxaal het ook moge klinken, de oorzaak hiervan lag in de economische opbloei van België dat deze welvaart inriep om meer
invloed in de regering te krijgen. En dat juist wilde Willem I beletten; hij was door het traktaat der acht artikelen gebonden. Waren er
meer Hollandse ambtenaren, dan moet deze toestand op de eerste plaats toegeschreven worden aan de Belgen, die aanvankelijk
weigerden een functie te aanvaarden. Toen ze tot inkeer waren gekomen, vonden ze de plaatsen bezet. Daarenboven werd Parijs met
het ministerie Martignac in januari 1828 het lichtbaken voor de Belgische liberalen die wederom met een aantal grieven voor de dag
kwamen waaronder het persregiem.
1830-park in Brussel
Het Concordaat was een casus belli. Vroeger waren de katholieken ontevreden, thans waren het liberalen en de calvinisten. Dit Concordaat bepaalde, dat het confessioneel onderwijs totaal onafhankelijk zou zijn en berusten in de handen van de bisschoppen, terwijl het filosofische college door Willem I opgericht, facultatief werd verklaard. Dit college werd afgeschaft, de wetten van 1815 nopens de pers, de taalwetten van 1818 ingetrokken, enz. Van Maanen bleef nog wel minister, evenals het karakter van persoonlijke macht van de koning, doch alles liet voorzien dat er weldra kalmte en vrede zou heersen.

Dit was echter niet het geval en laten we grif toegeven dat de autocratische en onbehendige regering van Willem I oorzaak was dat de ontevredenheid onder al de lagen van de bevolking groeide. Daarnaast zal de katholieke-liberale Unie, die sinds 1828 bestond, de oppositie langs wettelijke zijde voeren.

Nochtans probeerden de Fransgezinde elementen (Gendebien en agenten van onze Zuiderburen) een gewelddadige oppositie te ontketenen. Trouwens een uit Frankrijk geleide campagne ijverde voor de plannen van Polignac, die de Nederlanden wilde inpalmen. Ten andere, de Parijse revolutie van 1830 had een weerslag op ons land en het is zeker dat er Franse onruststokers waren nabij het Koninklijk Theater, toen op woensdag 25 augustus 1830 La Muette de Portici gespeeld werd. Wilden ze ons land nog niet rechtstreeks inpalmen, dan trachtten ze tenminste hun republikeinse ideeën te doen zegevieren. Ofschoon de Italiaanse uitgewekenen en de Potter daarvoor ook ijverden, toch mislukte dit opzet. Een verslag van de Italiaanse diplomaat Garibaldi, geschreven nadat het Nationaal Congres de monarchie had afgekondigd, verklaart dit wonderwel:

 
Zo zien we dat naast een grondwettelijke oppositie in samenwerking met een nationale weerstand, ook de kuiperijen van de vreemde de regering van Willem I doen wankelen.

De koning is vast besloten zijn gezag te handhaven. De oppositie groeide hoe langer hoe meer aan ( het “weg met van Maanen”) was niet van de lucht, en men kon duidelijk zien dat een van de twee partijen moest wijken (2).

Ofschoon de Franse revolutie van 1830 een grote invloed uitoefende, werd de beweging hier door de Juli-dagen ingetoomd. De burgerij wilde wel op wettelijke manier reageren, maar deinsde achteruit voor een gewelddadige actie. Professer Van der Essen schrijft zeer juist:
A la veille de la Révolution belge, l’opposition au régime de Guillaume Ier était restée entièrement aux mains du groupe de modérés et des partisans de l’agitation légale qui se retrouveraient dans l’Union catholique-libérale. En germe depuis plusieurs années, la révolte éclata brusquement par suite de circonstances d’ordre secondaire et presque fortuites.
Alexandre Gendebien
NAAR DE OPSTAND
De koppigheid van de koning, die zich tegen iedere toegeving verzette en zijn maatregelen om de orde te handhaven waren oorzaak,
dat de wettelijke oppositie oversloeg in een revolutionaire losbarsting.

Te Brussel begonnen de gemoederen te koken. In de herbergen zag men jonge lieden uit de burgerij getooid met de Franse kokarde;
de dagbladen zegden vrank en vrij hun mening, die dikwijls al te kwetsend was voor de koning. De 26st augustus richtte het
stadsbestuur van Brussel een proclamatie tot de bevolking waarin zij deze tot orde aanmaande. In de tekst las men o.a.

Les troupes ont été invitées à se retirer dans les casernes; elles ont cessé d’intervenir dans une lutte déplorable.

Dit was wel een gevolg van wat de 24st en 25st augustus gebeurd was. De 24st augustus immers was het de verjaardag van Willem
I. Grootse feestelijkheden zouden plaats hebben. Een vuurwerk zou aan de Naamse Poort afgeschoten worden en het park van Brussel
zou gans verlicht worden. De Brusselaars waren er echter niet over te spreken. Feestelijkheden inrichten terwijl de stad haar schuld
niet kon betalen en een hatelijke belasting op het brood hief! Op de muur van het paleis van de Staten generaal, evenals op de
hoeken van de straten kon men ook lezen:

                                                                                Lundi, feu d’artifice;
                                                                                Mardi illumination;
                                                                                Mercredi révolution.
Prins Frederik
De feestelijkheden werden dan afgelast zogezegd omwille van het slechte weer, maar de vertoning van La Muette du Portici durfde de regering niet verbieden. Meer nog, zij bleef inactief! Ridder de Knijff de Gontreuil, hoofd van de politie, had op onopgemerkte wijze de politiemacht gemobiliseerd, generaal Aberson had hem veertig gendarmen beloofd, maar het leger, onder leiding van generaal Wauthier, dat zelfs geen 200 eenheden telde, had order gekregen met de grootste omzichtigheid te acteren.

Prins Frederik
Er was een geweldige volkstoeloop in de Muntschouwburg op 25 augustus. Voor de schouwburg zag men lieden met stokken gewapend. Er hing elektriciteit in de lucht! Iedere maal dat Lafeuillade gedurende de vertoning zijn oproepen aan de vrijheid deed, was het een gejuich in de zaal, dat naderhand uitgroeide tot een delirium tremens. Na de vierde acte verliet het volk de zaal en begaf zich naar het open plein, waar het met de gewapende lieden samenschoolde en een manifestatie op touw zette. Men hoorde kreten als: “Vive Napoléon!”, “Vive le duc d’Orléans!”, “Vive la France!”, « Vive de Potter ! » of « Vive la liberté ! » De « Marseillaise » werd gezongen en op een gegeven ogenblik wapperde de Franse driekleur aan het stadhuis.
Henri Pirenne schreef terecht:

L’insurrection devint prolétarienne et dirigée par l’étranger

Men had zich wel aan enige kleine opstootjes verwacht, maar niet aan wat zou volgen. Graaf de Lichtervelde belichtte dit zeer scherp
toen hij aanmerkte:

La révolution fut pour tout le monde, en Belgique et au dehors, une surprise.

En nu begon de menigte onder het zingen van « Amour sacré de la patrie » met de plundering. Men ijlde naar de burelen van Le
National, gooide er de ruiten in, en vervolgens naar het huis van Libry-Bognano dat men onder gejuich en gejubel verwoestte, van
daar trok men naar het hotel van het ministerie van Justitie en naar het huis van de Knijff. Allerhande verdachte kerels maakten er
een handig gebruik van om te stelen en te plunderen. De openbare macht zag lijdzaam toe…de muiterij groeide aan…nu ging het
tegen de eigendom! Fabrieken werden overweldigd, werkhuizen verbraad! Het gepeupel was meester van de straat en Franse agenten
voerden het grote woord. De burgerij verschrok voor die uitspattingen, trok zich terug en organiseerde de weerstand.

De 27st augustus werd baron Emmanuel d’Hooghvorst aangesteld als hoofd van de burgerwacht. Onmiddellijk had men een legertje
van 10.000 man, bestaande uit alle klassen van de maatschappij, met een grote verscheidenheid van klederdracht. Patrouilles werden
georganiseerd, wachtposten opgesteld, broodkaarten beloofd aan hen die niet meer met het janhagel mee marcheerden, de hatelijke
belasting op het gemaal afgeschaft. De 28st was, dank zij de gezonde krachten van ons volk, de orde herstelt. De macht van de
Koning bestond niet meer! Schreef Staedtler niet aan zijn meester, de prins van Arendberg.
Eenmaal dat de atmosfeer een weinig opgeklaard was, kwamen te Brussel op het stadhuis een vijftigtal voorname burgers samen
onder het voorzitterschap van baron de Sécus.

C’est à partir de ce moment que réellement la Révolution: sous l’apparence de la légalité, et sans qu’on puisse méconnaître leurs
excellentes intentions, ces citoyens s’arrogent en réalité un pouvoir extra-légal, posent, de fait, un acte révolutionnaire. Les
autorités hollandaises, en effet, sont regardées dès lors comme inexistantes.

Deze burgers waren leden van de katholieke-liberale Unie en bijgevolg gematigden. Niemand wilde de scheiding van Noord en Zuid,
maar de extremisten eisten ten minste de administratieve scheiding van Noord en Zuid, maar de extremisten eisten ten minste de
administratieve scheiding.
Prins van Oranje
Een bericht aan de koning op 28 augustus 1830 geschreven en ondertekend door de 50 voornoemde
notabelen, meldde duidelijk:

Aujourd’hui maîtres du mouvement, rien ne répond aux bons citoyens de Bruxelles, que si la nation
n’est pas apaisée, ils ne soient pas eux-mêmes les victimes de leurs efforts. Ils vous supplient donc,
Sire, par tous les sentiments généreux qui animent le cœur de Votre Majesté, d’écouter leur voix et de
mettre ainsi un terme à leurs justes doléances…

Willem I, die de kritische toestand nog onvoldoende begreep, meldde aan de afgevaardigden van Brussel
hun desiderata voor te leggen aan de Staten Generaal, die op 13 september in buitengewone zitting zouden
bijeenkomen. Dit was een grote fout vanwege de koning, omdat hij op die wijze aanleiding gaf tot verdere
ontevredenheid. Toch moeten we toegeven dat Willem I zich in een delicate toestand bevond. Was hij
immers niet gebonden door het Traktaat van de VIII Artikelen waaraan hij volstrekt niet mocht tornen
zonder de toestemming van de ondertekende mogendheden? Ook mocht hij de Grondwet niet veranderen
zonder akkoord van de Staten Generaal. Maar de koning heeft door zijn besluiteloosheid veel verkorven en
zijn besluiten hadden hun kracht verloren door de gebeurtenissen. Zo was hij zelf de oorzaak van de
scheiding tussen Noord en Zuid.
In dit opzicht zouden we hem best kunnen vergelijken met Filips II, die door zijn besluiteloosheid het vuur van de opstand nog meer aanwakkerde.

Ook liet de koning verstaan, dat hij orde zou doen heersen vooraleer een debat in de Staten Generaal zou plaats grijpen. Hij zond zijn twee zonen, Willem en Frederik, aan het hoofd van 6.000 man naar Brussel zonder een enkele precieze instructie. De Hollandse troepen maakten halt te Vilvoorde, waar de prinsen hun algemeen kwartier opstelden. Daar de prinsen te vergeefs op instructies uit Den Haag wachten, beslisten de leiders van de gematigden, onder leiding van d’Hooghvorst een bijeenkomst met de prins van Oranje. Toen verschillende Belgen zich vertoonden met een kokarde en sjerpen met de Brabantse kleuren om de gordel, was hij verwonderd. Nadat d’Hooghvorst verklaard had, dat de Brusselaars zeer tevreden zouden zijn de prinsen in hun midden te mogen toejuichen, maar zonder soldaten, antwoordde de prins slechts zijn intrede te doen aan het hoofd van zijn troepen die nodig waren om met de burgerwacht de orde te handhaven. Daarenboven moesten de Belgen zich aan de Grondwet onderwerpen en geen onwettige kentekenen mochten vertoond worden.

Toen de prins zijn intrede in Brussel deed, heette d’Hooghvorst hem welkom, waarop de prins, terwijl hij de oranjekokarde toonde, met de woorden: “Voilà, les couleurs qui doivent nous réunir tous. Ce sont celles que nous portions à Waterloo!”. Op zijn vraag om met hem te herhalen: “Le Roi, la Loi et la Patrie” riepen de Brusselaars “Vive le Roi”. Het was de laatste maal.

D’Hooghvorst, Van der Smissen en Hotton gingen de prins met zijn staf vooraf, die zelf omringd waren door de afgevaardigden van de stad en gevold door de burgerwacht.
Hoogvorst
Alles ging goed tot aan de Willem Poort, maar daar begonnen de barricaden. Toen de prins op zijn stappen wilde terugkeren schreeuwde de menigte: “Naar het stadhuis!”.

Ofschoon de menigte zich vijandig aanstelde, nam de prins toch een zeer minnelijke houding aan: hij wuifde met de hand, trachtte ongedwongen met zijn omgeving te spreken en zeker zal hij een zucht van verlichting gelaten hebben, toen hij bij het stadhuis aankwam, waar hij door de Regentie plechtig werd aangesproken. Toen de prins op de Ruysbroeckplaats zich in gevaar waande, gaf hij zijn paard de sporen en over de barricades heen bereikte hij het paleis. Daarmee verloor de prins zijn vrijheid van handelen en moest hij, zoals Pirenne het zo goed zegt, zijn verantwoordelijkheid dekken door een dubbelzinnige handelswijze.

Een commissie werd samengesteld uit de gouverneur van de provincie, de burgemeester, twee leden van de Regentie, de hertog van Arenberg, de hertog van Ursel, de generaal d’Aubremé en baron d’Hooghvorst. Aldus werd het wettelijke gezag hersteld en de burgerwacht erkend.
Gendebien stelde de volgende formule voor: administratieve, wetgevende en financiële scheiding van België en Holland. Het was een
gedachte die de Potter al in 1829 vooropgesteld had in zijn Lettre de Démophile au Roi. De prins zou de administratieve scheiding bij
zijn vader gaan verdedigen. De gedachte van afscheuring was volgens Prof. Geyl nog niet volledig doorgedrongen. De dertien dagen
die nu de vergadering van de Staten Generaal vooraf gingen, waren van beslissende aard en zouden gans het land in oproer brengen.

En face du désordre grandissant, le souvenir reste indécis et s’effraie de sa responsabilité envers l’Europe créatrice du royaume.
Mais l’Europe, à laquelle le roi a fait appel, refuse d’intervenir. Wellington ne veut pas d’une guerre avec la France et craint, à
quelques semaines des élections, l’opposition des libéraux anglais. Devant l’attitude anglaise, la France se récuse également le 7
septembre.

Nu begonnen de Belgische en Nederlandse dagbladen op hun beurt het volk op te hitsen. Daarbij was de aanwezigheid van de
Hollandse troepen te Vilvoorde een doorn in het oog van de patriotten, want prins Frederik verborg helemaal niet zijn vijandelijke
gezindheid ten opzichte van de nationale beweging. Niettemin beloofde hij…

…que les troupes du camp de Vilvorde seraient très incessamment disloquées et distribuées dans les cantonnements en arrière
de cette ville.

Vrijwilligers uit Liège kwamen onder leiding van Charles Rogier naar Brussel afgezakt. Vreemdelingen zoals Fransen, Polen,
Spanjaarden, Italianen, Engelsen sloten zich hierbij aan, tuk als zij waren op plundering en opstootjes. Overal weerklonk de hymne
van Delavigne en Auber: La Parisienne, welke zou plaats maken voor de Brabançonne op tekst van Dechez, beter gekend onder de
naam van Jenneval en getoondicht door Van Campenhout. Het was op 12 september dat de tenor Lafeuillade de Branbançonne in zijn
eerste vorm op het toneel van de Muntschouwburg zong (3).
De Burgerwacht
De gematigden (de burgerwacht) moesten met lede ogen toe zien, dat een ander lichaam nl. de Commissie van
Openbare Veiligheid, onder leiding van Felix de Mérode, A. Gendebien, Rouppe, F. Meeus, Sylvain Van de Wegen
opgericht werd. Zij had als zending…
…d’assurer le maintien de la dynastie, de maintenir le principe de la séparation du Nord et du Midi; de
prendre, enfin, les mesures nécessaires dans l’intérêt du commerce, de l’industrie et de l’ordre public.
De betrekkelijke kalmte die op de stichting van de laatst genoemde Commissie gevolgd was, werd opnieuw
vertroebeld door de Staten generaal op 13 september. De Belgische gezanten stemden de administratieve
scheiding, maar deze werd door de meerderheid verworpen. In geval van opstand zouden de wapens beslissen.
Men durfde zelfs de koninklijke rede niet uitplakken en op de avond van 14 september werd ze op losse bladen
uitgedeeld. Zodra de Luikenaars, met Rogier aan hun hoofd, het document hadden gelezen, riepen ze uit: “A bas
le Roi!”. De vlugschriften werden verbrand en de burgerwacht moest zelfs kordaat ingrijpen.

de Mérode stelde aan de leden van de commissie van Openbare Veiligheid voor enkele gezanten naar de
Belgische afgevaardigden in Den Haag te zenden, ten einde bij hen aan te dringen, opdat zij al het mogelijke
zouden doen om een bestuurlijke scheiding te bekomen.
Rogier wilde daarvan niet horen, verweet aan d Brusselaars hun lakse houding en vroeg dat er een voorlopig bewind zou
samengesteld worden. Toen de gematigden hierop niet ingingen, verliet hij met de Luikenaars en de anderen de zaal en stichtte een
“club van de St-Joriszaal”. Evenals de Parijse clubs bij de Franse revolutie, zal deze het volk ophitsen. De 19de gaan de Luikenaars de
geposteerde Hollanders te Tervuren en te vilvoorde beschieten (4). Ze liepen echter een blaam op vanwege de veiligheidscommissie.
In de afkondiging lezen we o.a.:

Manifestent leur improbation formelle de l’acte désordonné qui vient d’avoir lieu; ordonnent que les chevaux enlevés seront
renvoyés sans délai, et sous escorte, au détachement de maréchaussées stationné à Tervuren, et qu’il sera écrit ou prince
Frédéric pour désavouer cette infraction et en annoncer la réparation.

Dit stak het vuur aan de lont. Het volk voelde zich verraden en op de avond van 19 september bestormde men het stadhuis. Zonder
succes echter, daar de burgerwacht gebruik maakte van zijn wapens. Toen op maandag 20 september een woedende menigte,
samengesteld uit Luikse vrijwilligers, werklieden, ambachtslieden, gepeupel en vreemde ophitsers het gemeentehuis bestormde en
innam was het gedaan met de wettelijke revolutie en begon de werkelijke opstand (5).
DE SEPTEMBERDAGEN TE BRUSSEL
Toen Brussel op 20 september in de handen van de opstandelingen was, achtte de koning het ogenblik gekomen om te reageren. Niemand twijfelde aan het succes van de regeringstroepen. Zelfs was de burgerij, uit schrik voor haar goederen, tevreden dat men gewapenderhand zou ingrijpen. Men vertelt zelfs dat de Brusselse schonen op gesmukt op 23 september rondwandelden om het Hollandse leger te begroeten.
Charlier met het houten been bediend zijn kanon
De 22st september rukte de koninklijke macht, bestaande uit 12.000 infanteristen, 1.500 ruiters en 52 kanonnen naar Brussel op. En
wat wat dan gewoonlijk voorvalt gebeurde hier ook. De goede burgerij bleef afzijdig, terwijl het gewone volk de stad uittrok om de
Hollandse voorhoede aan de tand te voelen. Zelfs de opstandige leiders kozen het hazenpad. Gendebien, Van der Weyer, Rouppe,
Felix de Mérode maakten zich gereed om er uit te rekken. Velen weken naar Frankrijk uit. Rogier liet zijn Luikenaars in de steek en
doolde de 23st september in het Zoniënbos rond. Te Brussel bleef slechts baron Van der Linden d’Hooghvorst die met Pletinckx, een
oud officier uit het Keizerlijk leger de verdediging waarnamen. De 22st deed hij een oproep aan de bevolking waarin hij onder meer
aanhaalde:

Continuez à respecter les propriétés publiques et particulières, les palais etc.…Si jamais, et dans quelque circonstance que ce
puisse être, quelqu’un poursuit s’en écarter, fouillez-le vous-mêmes sur le champ, et faites-en, par ce seul moyen, prompte
justice…

Bij de opstandelingen bevonden zich allerhande vreemdelingen, zoals hierboven al werd aangeduid, maar ook inwoners van Halle,
Leuven, Waals-Brabant en van Henegouwen. Onder hun opperhoofden telde men een Spanjaard, Juan Van Halen, een Fransman,
generaal Mellinet, Niellon en zoveel andere. M. Leconte heeft de meeste van die figuren op een meesterlijke manier beschreven. Zo
bijv. Schreef hij, dat Don Juan Van Halen een der typen was, die door de menigte werd bewonderd om zijn hoedanigheden en zijn
stoutmoedigheid:

      …ils brillent aux moments les plus héroïques, arrivent d’emblée au faîte des honneurs et tombent soudain, jouets de la fantaisie
      populaire, ayant en cueilli des lauriers bien vite ternis par un discrédit, instinctif, apanage presque inévitable des esprits
      aventureux.
Het plan van prins Frederik was de volgende: twee colonnes zouden oprukken langs de Poorten van Schaarbeek en Leuven en nadat ze het Park, de Paleizen en de Hoge stad veroverd hadden, zouden ze hun verbinding verwezenlijken. In de lage stad opereerden twee andere colonnes. Volgens Schmitz beging de prins een grote fout doordat hij er niet aan dacht de stad te omsingelen. Maar had de prins daarvoor soldaten genoeg? Dat was zeker niet het geval! De hoofdaanval zou plaats hebben aan de Schaarbeekse Poort.

Langs daar kon men de Koninklijke straat bereiken, die naar het paleis leidde.

Overal elders mislukten de pogingen van de Hollanders. Zodra de cavalerie zich tussen de huizen aan de Vlaamse Poort bevond, deinsden ze achteruit ter wille van het vuur, de straatstenen, de ongebluste kalk, enz., die op haar neerkwam.
Adjudant-generaal Millinet
Aan de Lakense Poort verging het hen niet beter. Aan de Leuvense Poort geraakten ze tot aan het paleis van de Staten Generaal, waar een barricade hen tot stilstand dwong. Bij de Schaarbeekse Poort verging het hen beter in het begin. De voornaamste colonne, onder het bevel van generaal-majoor Schuurman, telde 4.700 mannen en vertrok in de ochtend uit Dieghem, voorafgegaan door een groep verkenners. Deze laatste werden op geweerschoten onthaald. Een zestigtal patriotten onder leiding van een Pool, met name Stildorf, zouden er weerstand bieden.De inderhaast opgeworpen barricaden, konden geen stand houden, zodat de koene verdedigers verplicht waren in de huizen van de laan en van de Schaarbeekse straat te vluchten. Nadat de Hollanders de koninklijke straat beschoten hadden, rukten zij in stormpas naar de Koninklijke plaats, maar plotseling werden ze tegengehouden door een hevig geweervuur achter een barricade vóór de Koninklijke plaats. Generaal Constant Rebecque werd gewond…officieren en soldaten verrast en aarzelend zochten ze dekking in de Warande. Waren ze verder opgerukt dan hadden ze gemakkelijk de barricade ingenomen, maar nu verloren zij het voordeel van het aantal (4.700 man). Zij waren wel meester van het park en enkele omringende straten, doch om dit voordeel te bekomen hadden de Hollanders veel volk verloren. Wel beproefden ze nog verschillende uitvallen, maar alles liep te pletter op de kranige verdediging. Deze laatste werd voortdurend versterkt door vrijwilligers, die afgezakt kwamen van Halle, Nijvel, Waver, Seneffe, Charleroi, enz. Pletinckx en Nique hadden immers de ganse nacht de Brabantse dorpen doorlopen om mannen te ronselen. Deze vrijwilligers, gewapend met een jachtgeweer, trokken dan naar Brussel waar ze zich achter de barricaden te weer zouden stellen (6). Intussen had men 550 barricaden opgeworpen. Alle huizen waren veranderd in kleine forten. Langs keldergaten, zoldervensters en gemaakte openingen staken vuurlopen uit. Het hevigst werd er gevochten aan de grote barricade, die de ingang vaan de koninklijke Plaats naar het Park afsloot. Men was er in gelukt een kanon te plaatsen, wat als gevolg had dat de Hollanders een weinig moest achteruitwijken. Een weinig verder bevond zich Charlier, “La Jambe de Bois”, die persoonlijk een klein kanon bediende en een moorddadig vuur opende op een ander punt van het park. Constant Rebecque schreef dan ook “ De zaak is mislukt”. 6.000 vrijwilligers hadden een goed georganiseerd leger van 13.000 man verslagen.
Op andere punten van de stad werden de Hollandse aanvallen afgeslagen. Bij de Leuvense Poort hadden de patriotten twee kanonnen
opgesteld. Ze hielden stand totdat ze de inname van de Schaarbeekse Poort vernamen, waarna ze het onderspit moesten delven
tegenover generaal Post.

De colonne van Faveuge en van Balveren werden verslagen, de ene aan de Willem Poort, de andere aan de Vlaamse Poort.

Lorsque le 6e hussards se présenta à la porte de Flandre, verhaalt een tijdsdocument, le docteur Trumper, qui avait été improvisé
chef de quinze volontaires gardant la porte de Laeken, se dirigea aussitôt, avec son monde, vers le lieu menacé. Avec un renfort
d’une vingtaine d’hommes armés qu’il recruta en route, il attaqua les hussards qui étaient déjà parvenus dans la rue de Flandre,
à la hauteur du Marché-aux-Porcs. Un capitaine de hussards, qui se trouvait en tête de la colonne hollandaise, fut tué par M.
Trumper d’un coup de pistolet, dès le commencement de l’action. La manière dont les habitants de la rue de Flandre ont coopéré
à la déroute des hussards et de l’infanterie, mérite d’être remarquée pour servir, le cas échéant, d’exemple aux habitants des
autres quartier : de toutes les fenêtre, on a fait pleuvoir sur l’ennemi non seulement une grêle de pierres, mais encore une
quantité considérable de chaux qui aveuglait chevaux et soldats et mettait le déroute dans tous le rangs.

De 23st september om 6 u. s’avonds heerste er een betrekkelijke kalmte aan weerszijden van de barricaden, doch ’s anderendaags
werd het vuur wederom geopend, toen de stormklok luidde. Vergeten we niet te vermelden, dat een voorlopige commissie opgericht
werd, waarvan baron Vanderlinden d’Hooghvorst van Brussel, Charles Rogiers, advocaat van Liège en Jolly, oud genie officier deel
uitmaakten.
Deze personen probeerden van prins Frederik te verkrijgen, dat hij zijn troepen zou terugtrekken, maar deze weigerde
Dan zullen ze met het volk, de strijd voortzetten, dat hoe langer hoe meer in geestdrift raakte, toen het vernam dat de Leuvenaars een overwinning hadden behaald en dat zonder onderbreking vrijwilligers hun rangen kwamen aanvullen.

De 24st september droeg de Bestuurlijke Commissie het bevelhebberschap over de patriotten op aan de Spaanse revolutionair Don Juan van Halen? De strijd werd intussen met dezelfde bitterheid voortgezet. Ziende dat de toerstand voor hem verloren was, deed prins Frederik de benedenstad beschieten door een batterij, die opgesteld stond op de hoogte van hert O. kerkhof (ten Z. van de Boudewijn Kazerne). Daardoor ontstonden verschillende brandhaarden, die de dapperheid van onze voorouders nog meer aanwakkerde. Op bevel van Rogiers ontketende Van Halen een geweldige aanval, die echter afgeslagen werd (7).
Charles Rogier
De volgende dag (25 september) poogden de Hollanders een uitval te doen. Het front had zich nu uitgebreid van de Schaarbeekse
Poort tot aan de Halle Poort, doch deze geringe vooruitgang had aan de Hollanders veel slachtoffers gevergd. Immers, van alle kanten
waren vrijwilligers opgekomen. Men kroop zelfs op de daken om van daaruit de Hollanders te beschieten. Daardoor durfden de
Koninklijke troepen zich niet meer in de straten wagen. Te vergeefs hadden ze getracht de barricade, die de Koninklijke Plaats
afsperde, in te nemen. Deze hardnekkige verdediging door de patriotten kostte aan vele aanvallers het leven. Op verscheidene
plaatsen had men voorlopige hospitalen ingericht, welke opgepropt lagen met gekwetsten. Gelukkig kwamen verse krachten de
uitgedunde rangen vullen.

Intussen had de bestuurlijke Commissie uitgevaardigd, dat op de St-Michiels plaats (nu Martelaren plaats) een nationaal gedenkteken
zou opgericht worden ter nagedachtenis van de gesneuvelde helden.

De 26st september groeide deze Commissie uit tot het voorlopige bewind, waarvan deel uitmaakten: baron Vanderlinden
d’Hooghvorst, Ch. Rogier, graaf Felix de Mérode, Gendebien, S. Van de Weyer, Jolly, J. Vanderlinden, schatbewaarder, baron F. de
Coppin, J. Nicolay, secretarissen. In de afkondiging die ze tot het volk richtten, kwamen o.a. volgende woorden voor:

Le sang belge a coulé; il coule encore par les ordres de celui qui a reçu vos serments; cette effusion d’un sang généreux a rompu
tous les liens; les Belges sont déliés. Nous les délions de tout serment (8)

In de namiddag van dezelfde dag rukten drie Hollandse colonnes naar de Koninklijke Straat, de Koninklijke Plaats en de Wauxhall op.
De cavalerie was aan de Kruidtuin opgesteld om desnoods de operatie te ondersteunen. Iedereen voelde het aan dat nu de beslissing
zou vallen…beide partners zouden hemel en aarde bewegen om de zegepraal te veroveren.
Juan van Halen, graaf van der Meeren, Mellinet, Kessels zouden echter stand houden. Overal liepen
aanvallen van de Hollanders te pletter. Zelfs verrichtten de patriotten enkele strategische bewegingen, die
tot gevolg hadden, dat de Hollanders op zekere plaatsen zelfs omsingeld werden. ’s Avonds staken de
Brusselaars verschillende gebouwen in brand. Men vocht tot 2 u. in de morgen. Toen de duisternis wegtrok
en het morgengloren begon, vertrokken de Hollanders zonder veel tromgeroffel uit de stad. Zij namen hun
gekwetsten en een deel van hun doden mee. 125 lijken lagen nog in de parklanen, terwijl 450 gevangenen
in de handen van de vrijwilligers waren gevallen. Deze laatste hadden ongeveer 450 doden en meer dan
1.200 gekwetsten (9).

De 27st kondigde het voorlopige bewind het volgende bericht:

      Le gouvernement provisoire porte à la connaissance du brave peuple belge que les Hollandais ont cédé
      aux efforts des généreuses populations qui ont combattu avec un courage digne de leur antique
      réputation. Braves Belges ! Ce n’est pas assez d’avoir vaincu vas ennemis dans Bruxelles ; il faut
consolider votre victoire en organisant les moyens de combattre au-dehors. En conséquence, tous les
volontaires des villes et communes présent à Bruxelles, se rendront à onze heures autour du Parc, où
ils
recevront une organisation provisoire par compagnies et bataillon.
Een 'Blousard' Pourbaix, jonge Luikse officier
Te Liège, in Henegouwen, te Gent, te Brugge en overal elders in het land werden de Hollanders verdreven. Het langst bleven ze weerstand bieden in Antwerpen, Maastricht en Luxemburg.

Toen de Staten Generaal gehoord hadden hoe de militaire toestand zich in Brussel ontwikkelde, stemden ze de 29st september de administratieve scheiding. Wederom kwamen ze te laat. Was dit een week vroeger gebeurd dan ware de opstand misschien nooit uitgebroken!

De voorlopige Regering riep op 4 oktober 1830 de onafhankelijkheid van België uit.
Intrede van de Luikse vrijwilligers
Koning Willem I probeerde nog om België voor de dynastie te behouden het zij om ons land en Nederland in een persoonlijke unie
verenigd te houden, het zij om zijn zoon hier als koning te doen herkennen. De prins die hier nogal geliefd was, deed dan een
afkondiging, waardoor hij verklaarde zich aan het hoofd van de opstand te plaatsen en te strijden tegen zijn vader om zo koning van
België te worden. Toen het voorlopige bewind hem antwoordde:

…c’est le peuple qui a fait la révolution, c’est le peuple qui a chassé les Hollandais du sol de la Belgique; lui seul et non le prince
d’Orange est à la tête du mouvement qui lui a assuré son indépendance et qui établira sa nationalité politique.

verloor de prins alle hoop van slagen en verliet op 26 oktober Antwerpen en vluchtte naar Engeland. De scheiding tussen Noord en
Zuid voltrok zich voor de tweede maal in de geschiedenis. Zoals de wapens het pleit beslecht hadden in de 16de Eeuw, zo geschiedde
dit andermaal in 1830.
DE OPSTAND ELDERS IN HET LAND
Volgens Prof. Geyl was slechts Brussel en Wallonië in september in opstand tegen het Hollandse regiem. Het Vlaamse land met Antwerpen en Gent als voornaamste centra, zou volgens Geyl in een onrustige toestand verkeerd hebben doch hier zou de opstand slechts in oktober beginnen. In die maand begon alles te rollen en “’t rolde alles van Nederland af naar Brussel toe”.

Maar wat moeten we verstaan door onrust? In verschillende Vlaamse steden immers was de opstand al uitgebroken, doch werd in de kiem gesmoord. Dat het daar bankiers en fabrikanten waren die de Nederlanders voorstonden, valt niet te loochenen. Zij hadden immers economisch goed gevaren en dat ze tegen de opstand waren, valt licht te begrijpen. Te Brussel trouwens was de burgerij, op enkele uitzonderingen na, in het begin ook Oranjegezind. Zelfs na de afscheuring had men in de Kamers leden die hun sympathie voor het Oranjehuis noch onder stoelen of banken staken. Zoals we in het voorgaande hoofdstuk zagen, was het in de hoofdstad vooral de volksklas die om allerhande economische, sociale redenen, en opgehitst door Frankrijk in opstand waren gekomen. Slechts nadat de burgerij de toestand klaar inzag greep zij werkdadig in en nam ze aan de opstand actief deel.
Voorlopige Bewind
Dit laatste moet ons helemaal niet verwonderen. Dit is het geval bij iedere revolutie. Gewoonlijk is het de volksmens, die een
opstand voert. Hij denkt veel minder na, loopt van zelfs niet zoveel risico, terwijl hij het geliefkoosde jachtveld is van allerlei
oproermakers en volksmenners. Daarna komen de elementen, die zich gedurende het gevaar afzijdig gehouden hebben weer te
voorschijn, dringen zich op het voorplan, terwijl de helden van de opstand op de achtergrond verschuiven.

L. Leconte heeft dit prachtig weergegeven in zijn boek Ephémères de la Révolution:

Il est vrai et c’est un axiome historique, que les ouvriers des aubes révolutionnaires sont écartés dès le retour au calme. Dès que
le char de l’Etat est remis dans l’ornière, les services de ces braves sont systématiquement amoindris et tel qui avait été
applaudi chaudement lorsqu’il fallait de l’audace, lorsqu’il fallait de téméraires meneurs pour conduire la « Sainte Canaille » à
l’immortalité et courir les risques du ressentiment gouvernemental…
Quoi qu’on en pense cette psychologie est bien celle qui naît lorsque sonne l’heure des récompenses ; cette heure fait sortir de
l’ombre les ambitieux si prudents quand tonnait l’airain, mais si experts en intrigues après l’orage.

Daarom gaan beweren dat de opstand niet nationalistisch was, is zeker sterk overdreven. We mogen beslist zeggen, dat dit de
voornaamste beweegreden was. Al lang groeide het nationaliteitsgevoelen, teken van de tijd en merkbaar in de meeste landen van
Europa. Vroeger al had men geprobeerd een onafhankelijke staat te vormen, maar omwille van eng particularisme van Vonckisten en
Van der Noot-gezinden, was dit op niets uitgelopen. Dat Liège een groot deel had aan de opstand is heel goed te begrijpen.
Verschillende eeuwen immers had het prinsbisdom een zekere onafhankelijkheid gekend en was niet, zoals andere vorstendommen,
onderworpen geweest. Dat er van Wallonië een grotere stimulans uitging, vond wis en zeker zijn oorzaak in een afkeer voor het
Nederlands en een voorliefde voor Frankrijk.
Nu Brussel in handen was van de patriotten, begon de taak van het Voorlopige bewind. Het moest immers de vijand uit het land drijven, de algemene opstand organiseren, het land inrichten en doen erkennen door Europese mogendheden. Geen van de leden van het voorlopige bewind was echter goed gekend en toen ze Louis de Potter uitnodigden om terug naar zijn vaderland te komen, wisten ze heel goed dat deze toch zou terugkeren en wel als “nationale held”. Als Bruggeling was hij niettemin zeer populair te Brussel en te Liège. Van de andere kant werd hij als vrijdenker graag door de katholieken geduld. Toen de Potter de 28st september het land betrad, was het een zegetocht vanaf de Franse grens tot in de hoofdstad.

De 29ste september capituleerde Mons, de 30ste Tournai, de 3de oktober Philippeville, de 4de Mariembourg, de 5de Charleroi. De volgende dag namen de patriotten de citadel van Namur in. Aalst en Ath waren al in handen van de opstandelingen. Te Gent hadden al verschillende Hollanders zich op 2 oktober teruggetrokken. De anderen die zich achter bastions verborgen hadden, werden de 15de uitgedreven (10).

Intussen was het bij de Hollanders een warboel van belang geworden. De eesten zochten redding in de vlucht.
De Nationale martelaar
Sinds de Brusselse dagen zaten de patriotten hen overal op de hielen, drongen Dienst, Aarschot en Mechelen binnen. De 13de oktober marcheerde Niellon met 2.110 man naar Lier, dat ingenomen werd na het terugtrekken van het Hollandse garnizoen.

Daar de Netestad van belang was voor onze Noorderburen, poogden ze tevergeefs ze te heroveren.

Buiten Antwerpen was ons grondgebied gezuiverd. De 22ste oktober zouden 5.000 patriotten, voorzien van 16 kanonnen, de Hollanders, die over 7.000 en 40 stuks artillerie beschikten, aanvallen. Kolonel Niellon kreeg opdracht de linkerflank van het Hollandse leger te omsingelen en zo de vijandelijke troepen tot Berchem te doen wijken. Generaal Mellinet zou intussen de Hollanders aan de zogezegde “onneembare brug” van Waelhem bezighouden. Dit goed opgevatte plan lukte, doch op een heel andere manier dan voorzien was. De onstuimige patriotten namen de brug van Waelhem in, deden de Hollanders achteruitwijken en de volgende dag realiseerden de linker- en rechtervleugel van het Belgische leger hun verbinding dichtbij Oude-God. Vervolgens rukte men naar Berchem op, waar de patriotten aan d winnende hand bleven. Spijtig echter werd graaf Frederik de Mérode dodelijk gewond. Nu begon men Antwerpen te omsingelen.
Antwerpen gebombardeerd door de Hollandse vloot,1831
Wat gebeurde er te Antwerpen zelf? Van den Herreweghe als afgevaardigde van het Voorlopige Bewind was daar aangekomen. Deze zou zich met 35 stoutmoedige mannen van de Hollandse wacht aan het stadhuis meester maken en vervolgens de ganse wachtpost inrekenen. Zij maakten 169 gevangenen. Nadat Van den Herreweghe verschillende schoten gehoord had, die uit andere richtingen kwamen, in de mening verkeerde dat overal de wachtposten overmeesterd waren, gaf hij aan twee medewerkers bevel om zoveel man mogelijk nabij de Borgerhouter Poort ter verzamelen. Daar immers zouden de troepen, die binnen de stad vertoefden, hun verbinding bewerken met deze van kolonel Niellon die nog buiten de poort vertoefden. Tweemaal werd de poort aangevallen, doch zonder resultaat. Het paleis dat de hertog van Saksen-Weimar, ’n Hollandse generaal, bewoonde, werd ingenomen en de generaal kon zelf met veel moeite ontsnappen. Toen de vrijwilligers zich meester hadden gemaakt van de wallen tussen de Slijk Poort en de Rode Poort, was de toestand voor de opstandelingen gunstiger. Toen op 27 oktober de stormklok aanhoudend klepte om vrijwilligers op te roepen, werkte dit zo ontzenuwend op de Hollandse gemoederen, dat ze hun heil in de vlucht zochten. Op dat ogenblik bewerkten de binnen- en buitentroepen hun verbinding. En nu gebeurde er iets dat waarschijnlijk enig is in de geschiedenis.
Nadat Van der Herreweghe een voorlopig bestuur in de stad aangesteld had, verkreeg hij dat generaal Chassé, die de sterke Citadel van Antwerpen bezet hield, hem de sleutels van de stad overhandigde; op voorwaarde echter dat zijn troepen niet zouden aangevallen worden. Wisten de Belgen dit niet? Wat er ook van zij: de Belgen begonnen te schieten en in het arsenaal verloor het 7de Regiment van de Hollanders 300 man. Daarop begon Chassé op aanraden van de generaal Saksen-Weimar de stad te bombarderen. Weldra stond de havenstad in lichtelaaie. Had men door die nodeloze wreedheid en verwoesting hemeend de weerstand van de patriotten te breken, dan waren ze erg bedrogen. Geen enkele witte vlag werd er gehesen. De 28ste werd een wapenstilstand getekend, waardoor de vrijwilligers de stad verkregen, terwijl de citadel en de Noordelijke forten in handen van de Hollanders bleven.

Daardoor viel een Oranjegezinde stad in de handen van de patriotten en was gans het grondgebied bevrijd. Pirenne zegt het wel goed in zijn “Geschiedenis van België”.
“Generlei nationale haat werd door de Belgen gekoesterd tegen hun Noorderburen, waarvan de mogendheden hun landgenoten hadden willen maken. De vijand was het koninkrijk der Nederlanden en niet Holland.
HET NATIONAAL CONGRES
De 11de oktober besliste het Voorlopige Bewind dat een Nationaal Congres zou ingesteld worden. De 200 leden die er deel van zouden uitmaken moesten gekozen worden door degenen die een zijns betaalden van 13 tot 150 florijnen, naar gelang de plaats en de bekwaamheid zoals: magistraten, advocaten, notarissen, houders van een universitair diploma, enz. Het moet dan ook helemaal niet verwonderen, dat mannen, die al lang gekend waren en slechts een miniem deel genomen hadden aan de Revolutie met grote meerderheid gekozen werden. Onder de meest bekende vernoemen we: Charles en Henri de Brouckère, graaf Felix de Mérode, Lebeau, Gendebien, Nothomb, Rogier, Raikem, Surlet de Chokier, Van der Weyer, Charles Vilain XIV, Van Meenen, enz., enz. Het eerste grote werk dat het Nationaal Congres afhandelde was de regeringsvorm. Op 22 november werd met 174 stemmen tegen 13 het grondwettelijke koninkrijk uitgeroepen. Jean Baptiste Nothomb toonde er de noodzakelijkheid van aan in volgende termen:

     Il y a stabilité, dès qu’il existe au centre de l’ordre politique un pouvoir qui se perpétue de
     lui-même et qui échappe à toutes les vicissitudes humaines.
Hertog van Nemours
Volgens Joseph Lebeau was…

…la monarchie constitutionnelle, loin d’être un état de transition vers un régime plus parfait, au contraire une combinaison
politique plus savante, plus ingénieuse que la république elle-même…

Om nu aan de Belgische Natie een basis, een houvast te geven, moest een grondwet vervaardigd worden. Vóór alles moest de
grondwet de vrijheid bepalen die de Belgen veroverd hadden. De 5de februari was het werk voleindigd. Ofschoon de grondwet haar
inspiratie gevonden had in de nieuwe revolutionaire denkbeelden en bijgevolg, sterk liberaal en individualistisch getint, toch waren de
scherpe kanten afgerond en was ze een voortzetting van onze middeleeuwse landkeuren. Door dit feit zelf was ze sterk verankerd met
ons groots verleden. Het was in een minimum van tijd dat de commissie een meesterwerk had geschapen, dat ondanks de
herzieningen van 1893 en 1921 de tand van de tijd heeft getrotseerd.
Nu het land innerlijk sterk was, konden de besprekingen met het buitenland beginnen. Maar eerst moest men nog een koning hebben.
Twee kandidaten figureerden vooral op de lijst: de hertog van Nemours en de hertog van Leuchtenberg. De hertog van Nemours werd
tot koning verkozen met 97 stemmen tegen 74. Doch de koning van Frankrijk wilde deze keuze niet aannemen en men was
noodgedwongen verplicht beroep te doen op een regent, wilde men de onafhankelijkheid van de jonge staat niet in het gedrang
brengen.
Surlet de Chokier, die lid geweest was van het Wetgevend Lichaam, dat te Parijs zetelde en later van de
2de Kamer van de Staten Generaal en al verschillende malen tot voorzitter van het Congres gekozen werd,
zou nu tot regent benoemd worden met 108 stemmen tegen 43 stemmen voor Felix de Mérode, 5 voor de
Gerlache op de 156 stemgerechtigden. Graaf de Lichtervelde noemde de verkiezing een spijtige zaak, waar
hij op pagina 38 zegt:

C’était un homme aimable et spirituel, un bon vivant, plein de bonhomie…libéral d’opinion, quelque
pue Voltairien que même c’était au fond un sceptique, qui avait gardé dans l’esprit quelque chose de
al légèreté des Liégeois de la fin du XVIIe siècle…Ce fut un bon président, impartial et avisé, mais
son élection au fauteuil fut la préface de son élection à la régence, charge pour laquelle il manquait
tout à fait de l’énergie et de la clairvoyance nécessaire. Pour ce motif l’échec de Gerlache, motivé par
son effacement volontaire, fut un malheur.

Surlet eenmaal regent, wilde niet het Koninklijke paleis bewonen en vestigde zich in een hotel. Dit deed
hij vrijwillig om goedkope populariteit te verkrijgen. Weldra zou hij ondervinden, dat dit ambt zal gepaard
gaan met grote moeilijkheden, waartegen hij volstrekt niet opgewassen was. Zijn huis was waarlij een
haard van allerlei tegenstrijdigheden. Het was zijn schuld dat het leger, de kracht van de natie; weldra in
volle ontbinding verkeerde.
Surlet de Chokier
Het geval met generaal Van der Smissen toont duidelijk aan, dat de regent volstrekt niet loyaal was tegenover ons land. Deze
generaal, militair gouverneur van Antwerpen, probeerde het garnizoen van de stad tot een tegenrevolutie op te hitsen. De verrader
vluchtte zelfs in het werkkabinet van de regent, waar hij van achter een windscherm, het verslag van een der officieren van generaal
Goethals ter ore kwam. Surlet toonde zich zeer verontwaardigd en stelde het hoofd van de verrader op prijs. Maar terzelfder tijd liet
hij hem naar Duitsland ontsnappen. Daarenboven deed de regent totaal niets voor het leger. Nochtans drong men van alle zijden aan,
opdat hij maatregelen zou treffen tegen de heersende wantoestanden. In plaats van doeltreffende maatregelen te nemen, zwoer hij,
dat hij zelf ten strijde zou trekken en dreef het carnavaleske zo ver, dat hij de bloes van de burgerwacht aantrok, versierd met
epauletten van Frans maarschalk en zijn lange witte haren wapperden onder de sjako van wasdoek.

Daarbij sleepte hij een zware cavaleriesabel mee en trok op deze manier door de straten van Brussel. Hij was effenaf belachelijk en
een tijdgenoot schreef dat hij voorstelde: “l’anarchie monosépale, errant dans les rues en costume burlesque”. Toen men
onderhandelingen met prins Leopold voerde, twijfelde de regent aan de definitieve aanvaarding van prins Leopold.

Il ne persistait à ne voir d’autre issue pour la révolution belge de 1830 qu’une guerre générale et d’autre résultat final qu’une
nouvelle réunion à la France.

De Heer Leconte spreekt waarschijnlijk een streng rekwisitorium tegen hem uit, als hij zegt dat Surlet nooit zijn schapen had moeten
verlaten en dat hij 9 jaar te laat stierf (1839) voor het welzijn van onze onafhankelijkheid.
Het Protocol
Toch moest er een koning komen, wilde de jonge staat leefbaar zijn. Als minister van buitenlandse zaken zond Joseph Lebeau op een gegeven ogenblik vier bekwame mannen naar Londen, nl. de E.H. de Foere, Henri de Brouckère, graaf de Mérode en burggraaf H. Vilain XIV, allen leden van het Congres.

Te Londen aangekomen, begonnen ze dadelijk met prins Leopold van Saksen-Coburg te onderhandelen. Deze wilde zich afzijdig houden zolang de regeling van de grenzen open bleef. Hij maakte de kwestie ondergeschikt aan het sluiten van een akkoord met de grootmachten.

Daarop werden Devaux en Nothomb naar Londen gezonden om een nopens de betwiste gebieden te onderhandelen. Zij droegen nieuwe voorstellen mee, nl. het verwisselen van enclaves. Een definitieve regeling kwam niet tot stand, doch ze verkregen voorlopige punten van een vredesverdrag in XVIII artikelen, die een welwillende interpretatie waren van de protocollen waartegen het Congres onophoudend geprotesteerd had. In de Kamers was het een hevig gedebatteer. Joseph Lebeau was de zondebok. De dagbladen spuwden vuur en vlam tegen elke afstand van grondgebied. Venloo, Maastricht, Luxemburg lagen op ieders lippen. Dan zal Joseph Lebeau, tegen alle verwachtingen in, door zijn prachtige, gloedvolle en beredeneerde uiteenzetting de gemoederen doen keren zen hij die op zeker ogenblik zo gehaat en waartegen iedereen gekant was, lukte er in met 126 stemmen tegen 70 het traktaat te doen tekenen. Daarna gaf hij zijn ontslag als minister van buitenlandse zaken en werd aangeduid om naar Londen te gaan om prins Leopold naar België als koning te brengen, die door zijn wijsheid, zijn uitgebreide relaties de jonge Belgische Staat op veilige wegen zal leiden.
SLOT
Ons land door de Revolutie ontstaan, is sinds 1830, dank zij zijn grote koningen, de weg van groei en bloei op alle gebied opgegaan.
De kolonisatie van Belgisch Kongo toonde terzelfder tijd de grote vitaliteit en het dynamisme van de jonge staat aan. Zijn politiek,
zijn grote cultuur, zijn gehechtheid aan eigen aard en traditie vormden de meest hechte steun van dit land.

Enfin, et ce n’est pas un moindre motif d’intérêt de notre passé, maints épisodes magnifiques et maintes personnalités
éminentes ont tellement rechaussée le geste national qu’aux yeux du monde comme aux nôtres, ce peuple eut toujours une
vocation providentielle à la grandeur. Contrairement à ses puissants voisins, il affirme non un impérialisme dévastateur mais bien
plutôt un dynamisme rayonnant de sagesse, d’équilibre, d’art et de charité…


(1) Enerzijds zegden de katholieken aan de koning: “Gardez-vous de suivre l’exemple de Joseph II, ce puissant en redoutable
     ennemi de la religion”, waarop de officiële publicisten antwoorden: “Les princes sont les chefs de la foi et de la croyance; ils
     sont chefs suprêmes de leur Eglises, parce que leurs Eglises sont une institution dans leurs Etat”. (TH. JUSTE, La Révolution
     belge de 1830, 2 din, Brussel, 1872, D1. I, p.9)

(2) De Amerikaanse vertegenwoordiger hier nl. Preble slaat de bal niet helemaal mis wanneer hij, buiten de uitwendige oorzaken,
     ook andere van zedelijke en nationale aard aangeeft nl. het gevoelen van vernedering en de krenking van hun nationale
     fierheid.

(3) Het is slechts in 1831 dat de Branbançonne in gewijzigde vorm ons nationaal lied werd.

(4) Vergeten we niet te melden, dat reeds vrijwilligers uit verschillende hoeken van het land naar Brussel opgemarcheerd waren.

(5) We denken hier onwillekeurig terug aan de bestorming van de Bastille, dat ook het signaal was van de gewelddadige opstand
     in Frankrijk.

(6) Door Felix de Mérode, Van de Weyer, Gendebien werd op 24 september een oproep gedaan aan het volk in volgende
     bewoordingen: “Aux armes, braves Belges! Les hollandais ont osé attaquer Bruxelles: le peuple les a écrasés. De nouvelles
     troupes peuvent tenter une seconde attaque ; nous vous conjurons au nom de la patrie, de l’honneur et de la liberté, de voler
     au secours des braves Bruxellois. »

(7) Ch. Rogier was na de andere leiders ook op de vlucht geslagen. In het gehucht van Saint-Hubert in het Zoniënbos ontmoette
     hij M. Jottrant, redacteur van de Courrier de Pays-Bas. Samen begaven ze zich naar Couture-Saint-Germain op een mijl afstand
     van Mont-Saint-Jean. Toen hij het kanon hoorde bulderen en overtuigd was dat men te Brussel vocht keerde hij onmiddellijk
     naar de hoofdplaats terug.

(8) In een brief van 26 september schreef de Engelsman Cartwright: “L’Exaspération est intense et gagne maintenant toutes les
     classes, même les habitants les plus respectables, et tous sont également pris de fureur à l’idée des dommages infligés à leur
     ville ». Enkele dagen later schreef hij : « Tous les partis se sont maintenant unis et cette rébellion est maintenant en voie de
     devenir une question nationale. Les habitants modérés et bien pensants qui, il y a dix jours, priaient positivement pour que les
     troupes entrassent en ville, du moment qu’ils ont vu que les efforts de la populace armée allaient être couronnés de succès et
     que l’armée serait repoussée, se rallièrent à la cause et tous sont maintenant unis aux libéraux et ne forment plus qu’un seul
     parti ».

(9) Er zouden ook 2000 gekwetsten geweest zijn in het Hollandse leger.
 
  (10) De 5de oktober ontnam men don Juan van Halen het opperbevel daar hij verdacht werd van geheime briefwisseling met de prins
         van Oranje.
Copyright © 2014 by Nvvve-Anuuda   •   All Rights reserved   •